5. Schaaphok

* Frank den Hollander

Haha, Willem!

Gerard Klinkhamer, ach… de übervoorzitter. Ik kom hem nog wel eens tegen met Marie, bij de Albert Heijn op het Helperplein (dat rijmt). Aan Klinkhamer moeten we in de toekomst nog maar eens een brief of drie, vijf, zeven  spenderen.

Bij Oranje Nassau had je in die eerste jaren ook zo’n alomtegenwoordig bestuurslid (al weet ik niet eens zeker of hij in het bestuur zat, hij kan net zo goed Hoofd Terreinen & Velden zijn geweest, of Wedstrijdsecretaris, maar meer waarschijnlijk Senior Bijbelsch Handhavingsch-Zeloot): Jannes Schaaphok.

Ik zal het wel allemaal ‘met de kennis van nu’ met terugwerkende kracht hineininterpretieren (!), maar in mijn gekleurde herinnering zag Schaaphok eruit als een kruising tussen een ouderling en een kampbeul. Hij had een bruine jas aan, een bruine ribfluwelen broek, en bruin haar dat als een Duitse helm strak en glimmend op zijn hoofd geplakt zat. Ik heb later in een aflevering van ons elftalperiodiekje, toen natuurlijk nog niet Helpman Vier Koerier geheten maar ‘Bochtige Smele’ (naar een gedicht van Arjen, alweer een nieuw onderwerp!), een strip getekend waarin het haar van Schaaphok met twee dikke schroeven in zijn hoofd zat bevestigd.

Afijn: Schaaphok was er altijd, floot af en toe een wedstrijd, maar ik herinner me hem vooral als Hoeder der Algemene Zeden. Ons elftal was zoals gezegd een samenraapsel van gesjeesde studenten, werklozen en ander links tuig, en bij mijn weten was niemand bij Oranje Nassau terechtgekomen omdat hij een belijdend christen was, maar vooral omdat ze daar nog een extra elftal wilden bijschrijven. Op het veld werd regelmatig naar hartelust gevloekt en getierd, zodanig zelfs dat er soms een tegenstander uit bijvoorbeeld Ten Boer bedeesd opmerkte dat ‘het zaterdagvoetbal was hoor’… En anders wees Jannes Schaaphok ons er wel op.

In het clublied van ON kwam de term Christensoldaten voor, en die hebben we natuurlijk veelvuldig en uitsluitend ijdel gebruikt. Maar hoe leuk het ook was, in het elftal, op de trainingen, tijdens de derde helft in de kantine, na een paar jaar kwamen die Christensoldaten ons wel een beetje de neus uit. Ook financieel.

Zo kwam Schaaphok na afloop van een wedstrijd plompverloren de kleedkamer binnen en overhandigde hij ons allemaal een boekje loten voor de Grote Clubactie, ‘om aan onze familie te verkopen’. De opbrengst was natuurlijk voor de Club.

‘Maar ik heb hier in Groningen helemaal geen familie’, sputterde er eentje.

‘Dan koop je ze toch gewoon zelf? Het gaat hier om Clubliefde!’ predikte Schaaphok.

Later was er een andere verplichte koppelverkoop: de contributie werd eenmalig met een aanzienlijk bedrag verhoogd, zodat er bij het hoofdveld een bescheiden tribune gebouwd kon worden. ‘Dat is belangrijk’, berg-redeneerde Schaaphok, ‘want onze oudleden en ereleden die nu naar het eerste elftal willen komen kijken, moeten comfortabel kunnen zitten!’ Alweer die Clubliefde, die solidariteit, die christelijke Naastenliefde.

Naastenliefde, dat was wat wij vervolgens in de praktijk brachten: Henk Nicolai, de broer van onze elftalgenoot Marinus, vertelde dat buurvereniging Helpman een zaterdagafdeling ging starten. Graag namen we het aanbod aan, en verhuisden met het hele elftal naar de naastgelegen kantine aan de Helperzoom. The rest is history…

Nog even een kleine ON-anekdote tot slot: de Christensoldaten daar hebben het ons nooit vergeven dat we na vier seizoenen deserteerden. Als we later nog eens tegen ON moesten spelen, stonden die bovengenoemde ereleden langs de kant te schelden, en eenmaal floot Jannes Schaaphok de wedstrijd en liet hij ons middels een zeer dubieuze strafschop onterecht verliezen…

Zo zie je maar!
Moiiie
Frank