3. Samengeraapt zootje

  • Frank den Hollander

Ha die Willem!

Ach dat was ook zo, jij woonde een tijdje in Delfzijl. Dat verklaart natuurlijk je latere carrière als Hoeder der Zwakkeren in de Samenleving!

Dat begin van het elftal, bij Oranje Nassau, dat was natuurlijk wel bijzonder. Ons clubje was met vier, vijf, we werden gekoppeld aan een ongeveer even groot clubje onder leiding van Arjen Boswijk, er waren nog wat losse aanmeldingen bij ON, die werden er ook aan toegevoegd – en al met al werd het toch een hecht vriendenelftal.

We hebben het over de vroege jaren tachtig. Ik bedacht me laatst, dat de wereld er toen zowel letterlijk als figuurlijk redelijk donker uitzag. Je had de Z-Side, je had de krakers, in Grand Theatre, het oude Rooms-Katholiek Ziekenhuis, het Wolters-Noordhoff Complex in de Oude Boteringestraat, je had werkloosheid (zoals van jou, in Delfzijl), en ook de steden zelf zagen er zwarter uit dan nu. Als studentje Engels kwam ik wel eens in Londen, daar waren alle gebouwen gewoon pikzwart. Ook Groningen was grauwer en guurder in die tijd; een paar jaar daarvoor, toen ik voor de eerste keer vanuit Middelburg met mijn ouders naar Groningen kwam om een kamer te zoeken (!), was dat al zo. We parkeerden de auto tegen de Der Aa-Kerk, moet je nagaan! Die stond in de steigers toen. Verder reden de auto’s rondjes rond de Grote Markt, er was een tweebaansweg door het Noorderplantsoen…

Wat dit met Oranje Nassau 19 te maken had? Nou… in dat samengeraapte zootje zag je de maatschappij van die tijd wel terug. Er waren een stel net afgestudeerde of anderszins gesjeesde studenten, een hoop werkloos volk dus, en in het algemeen kon je wel zeggen dat het vooral linksig volk was.

Op een elftalfoto uit die tijd zie je ons vrolijk staan en hurken, en wat opvalt is dat echt niemand een officieel oranje voetbalshirt aan heeft. Er zijn wat oranje t-shirts, sommige met lange, andere met korte mouwen, er zijn poloshirts met kraag, verwassen Nederlands-elftal-shirts, en ook de broekjes waren niet allemaal dezelfde tint zwart, zeg maar.

Wat we wel hadden: allemaal rugnummer 19 achterop! Ik weet niet meer wie dat bedacht had, maar het zag er wel goed uit (voor zover de cijfers netjes aangebracht waren en niet met twee steekjes half los op de rug bungelden). Het gaf aanleiding tot hilarische situaties in het veld: een tegenstander riep ‘Dek die nummer negentien… Huh? Scheids! Ze hebben allemaal hetzelfde rugnummer!’

We speelden zo laag dat er geen scheids was die er mee zat.

Wat ik me van dat eerste jaar ook vooral herinner: we gingen trainen! Met huisgenoot Hans fietste ik elke maandag (geloof ik) naar sportpark Coendersborg, waar we zelfs een echte eigen trainer hadden, Egge Knol. Niet te verwarren met de historicus Egge Knol die tot zijn pensioen, vorig jaar geloof ik, conservator bij het Groninger Museum was.

Deze Egge was misschien wel familie, net als de andere Egge, van Knol’s Koekfabriek, maar verder vooral een nuchtere Groninger waar ik, hompelige en best wel slechte voetballer die ik mijn hele leven geweest ben, toch nog wel wat van heb geleerd. Balletje doodleggen op de voet, balletje controleren op de borst, tijdens de training ging het vooral om dat soort pupillentrucjes. Leuk was het in ieder geval!

Een volgende keer zal ik eens meer vertellen over die bijzondere samenstelling van het elftal, en dan met name de politieke discussies, literaire nevenactiviteiten en zelfs dichtbundels die het licht zagen!
Met semi-literaire groet,
Frank