8. Kameraadschap

  • Wim Reckers

Jij te slecht voor de spits? Te weinig zelfverzekerd voor de achterhoede? Je doet jezelf tekort, Frank! Ik heb sowieso het vermoeden dat een aantal jongens boven zichzelf uitsteeg door de verbondenheid en de kameraadschap binnen ons team. Waaronder jij. Weet je nog, die historische goal, op 9 maart 1996 uit tegen Wildervank 2? Bij hoge uitzondering mocht jij bij een hoekschop als linksback een keer mee de vijandelijke zestien in. De bal fladderde door de sterke wind onvoorspelbaar voor het doel. Jij was met je gedachten weer eens bij hoofdstuk acht van De Slinger Van Foucault, de bal belandde pardoes op je achterhoofd en zeilde met een klaaglijke boog tegen de touwen.

Of dan onze Peter, in ons kampioensjaar, 14 maart 2009. Het was op een grauwe zaterdagmiddag in Onderdendam, veertien uur achtenvijftig. Peter legde vlak over de middenlijn aan voor een afstandsschot. De bal zeilt en zeilt. En zeilt. Het leek alsof de zwaartekracht alle vat op de bal verloren had. Minutenlang staarden we met z’n allen de lucht in, naar die vlek die zich langzaam richting doel bewoog. De keeper deed nog een wanhopige poging om met z’n vingertoppen het onheil af te wenden, maar tevergeefs. Met een sierlijke boog scheerde de bal een centimeter of drie onder de lat door. Het werd doodstil op het veld, je hoorde alleen nog het geritsel van het leer tegen het net.

De meest houterige elftalgenoten maakten de meest onmogelijke doelpunten. Aeilko, die in z’n enthousiasme over z’n eigen schoenveters struikelde. Nadat hij had gescoord rende hij een keer of zes het veld rond, voortdurend luidkeels “JOEPIE DE POEPIE!!’ scanderend. Ron Karseboom, die in Schellebelle de beslissende strafschop tegen Reifferscheid benutte. Ron trapte half in de grond, waarna de bal tergend langzaam richting doel hobbelde en een paar centimeter achter de doellijn tot stilstand kwam. Ook hier een extatische vreugde-explosie. ‘IK HEB GESCOORD TEGEN DUITSERS!! IK HEB GESCOORD TEGEN DUITSERS!!’ 

En nu we het toch over ons kampioensjaar hebben; dat had natuurlijk nooit mogen gebeuren, hè. Dat wij, motorisch gestoorde vijftigplussers de hoofdprijs voor de neus wegkapen van elftallen met piepjonge, topfitte, niet-drinkende provincialen. Ook hieruit blijkt weer dat er een zekere wetmatigheid bestaat tussen de prestatiecurve enerzijds, en de mate van onderlinge vriendschap anderzijds. Wij waren een team, geen elftal. Als je snapt wat ik bedoel.