12. Kattenbakvulling

  • Wim Reckers

Ach ja, Frankie, bier, kantine… Die veelbezongen derde helft, dat was niet zomaar wat. Het ging verder dan ordinair bier slempen en schuine moppen tappen. Veel verder. Ik ben ervan overtuigd dat de beslommeringen in al die voetbalkantines hebben bijgedragen aan onze resultaten op het veld. Daar bloeide iets. Broeide iets. Armen werden om schouders geslagen, blunders werden vergeven (‘Kan wel zijn dat hij drie keer scoorde, maar voor de rest had je die spits toch aardig in je broekzak!’). Man of the match werd zelden de beste speler van het veld, maar degene die het mentaal het hardst nodig had. Kalverliefde tussen 15 rozige mannen op leeftijd.

Wat is er wel niet allemaal voorgevallen al die jaren? Abdou, onze Marokkaanse sterspeler, die tijdens het rad van fortuin in de ON-kantine een varkensrollade won. Klein probleempje: hij was moslim. Westerlee uit, waar we na de wedstrijd gebroederlijk met de tegenstanders aan een tafel belandden. Zij kwamen erachter dat onze Gerald de week erop in het huwelijk zou treden, waarop enkele biljetten van tien gulden werden verzameld. Het was de bedoeling dat Gerald – nu het nog kon – nog één keer bij een dame van lichte zeden aan zijn trekken moest zien te komen. Onder luid tegenstribbelen van Gerald ging dat plan van tafel; als alternatief toog het voltallig gezelschap per auto naar Café de IJzeren Klap in Lageland, uitgebaat door streekzanger Bert Kor, met buikomvang van een skippybal. Na langdurig aandringen toog Bert goedgemutst achter het orgel en gaf enige smartlappen ten beste, terwijl wij rondedansjes maakten op het dak van de Peugeot 504 van de Westerlee-aanvoerder (‘NAIT OP MIEN SUNROEFIE!!’).

Heracliden Oet was ook altijd raak. Die kantine alleen al. De flesjes bier werden aangereikt door zo’n babi-pangangluikje, met open-en-dichtschuif. Langs de bar had je een lange railing, waar je natte kleren kon uithangen. Naast de kantine lag immers ook de ijsbaan. Aeilko was grensrechter en had onze tegenstanders de terechte gelijkmaker onthouden. Na een gloedvolle discussie (‘In eerste instantie was het misschien geen buitenspel, maar in tweede instantie wèl!’) lieten de Mijsters het er maar bij zitten en kregen als genoegdoening een rondje van ons.

Meestal was het veel te veel en werd het veel te laat. Gelukkig was jij er dan nog. Als we bij het invallen van de avondschemering zwelgend in het geluk en de alcohol bij elkaar op schoot lagen, haalde jij ons ruw uit onze roes met een wanhoopskreet: ‘VERDOMME JONGENS, IK MOET NOG KATTENBAKVULLING HALEN!!’